1. MWB
  2. Vertalen
  3. Partner (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Partner > EN • Partner > ES • Partner > FR
Vertalingen Partner DE>NL

Ia der Partner

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈpartnɐ]
Verbuigingen:  Partners , Partner

Ib die Partnerin

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈpartnərɪn]
Verbuigingen:  Partnerin , Partnerinnen

1) einer von zwei Menschen, die etw. gemeinsam tun - partner
Ich suche eine Partnerin zum Schachspielen. - Ik zoek een partner om te schaken.

2) Person, mit der man sein Leben teilt - partner
Ihr Partner ist schwer erkrankt. - Haar partner is ernstig ziek.

3) einer von mehreren Besitzern eines Unternehmens economie - partner
Juniorpartner in der Kanzlei werden - jongste partner op het kantoor van een advocaat worden
Seniorpartner - senior-partner


II die Partnerschaft

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈpartnɐʃaft]
Verbuigingen:  Partnerschaft , Partnerschaften

1) deel van de uitdrukking: samenwerking
eine erfolgreiche Partnerschaft - een succesvolle samenwerking
Städtepartnerschaft - samenwerkende steden

2) deel van de uitdrukking: relatie
gleichgeschlechtliche Partnerschaften - gelijke rechten voor relaties van hetzelfde geslacht

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
der Partnerde bondgenoot (m) ; de deelgenoot ; de echtgenoot (m) ; de eega ; de firmant (m) ; de kerel (m) ; de levensgezel (m) ; de levenspartner (m) ; de man (m) ; de manspersoon (m) ; de medestander (m) ; de medestrijder (m) ; de partner (m) ; de vent (m)
Partner partners
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Partner`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Ehegatte
DE: Ehegemahl
DE: Ehemann
DE: Ehepartner
DE: Firmeninhaber
DE: Gatte
DE: Gemahl
DE: Genosse
DE: Gesellschafter
DE: Kerl