Vertalingen einüben DE>NL
einüben (ww.) | nabouwen (ww.) ; voorlichten (ww.) ; trainen (ww.) ; repeteren (ww.) ; onderwijzen (ww.) ; onderrichten (ww.) ; oefenen (ww.) ; nazeggen (ww.) ; napraten (ww.) ; inlichten (ww.) ; herhalen (ww.) ; harden (ww.) ; doceren (ww.) ; coachen (ww.) ; bijbrengen (ww.) ; bekwamen (ww.) |
einüben | instuderen |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `einüben`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: einstudierenDE: probenDE: üben