Vertaal
Naar andere talen: • einfrieren > ENeinfrieren > ESeinfrieren > FR
Vertalingen einfrieren DE>NL

einfrieren

werkw.
Uitspraak:  ainfriːrən]

1) sich mit Eis füllen und nicht benutzbar sein - bevriezen
Es war so kalt, dass die Rohre einfroren und platzten. - Het was koud zodat de leidingen bevroren en barstte.

2) durch starke Kälte konservieren - invriezen
einen Teil der Bohnenernte einfrieren - een deel van de bonenoogst invriezen

3) im gegenwärtigen Zustand belassen - bevriezen
Das Gericht ordnete an, die Gelder bis zum Ende der Untersuchung einzufrieren. - Het gerecht verordineerde de gelden tot het einde van het onderzoek te bevriezen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
einfrieren (ww.) bevriezen (ww.) ; invriezen (ww.) ; laten bevriezen (ww.) ; tot ijs worden (ww.)
das Einfrieren diepvriezen (znw.)
Einfrieren bevriezen ; bevriezing ; dichtfriezen ; klemlopen ; vastlopen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `einfrieren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abfüllen
DE: einlegen
DE: einmachen
DE: einwecken
DE: erfrieren
DE: erstarren
DE: frieren
DE: gefrieren
DE: kandieren
DE: konservieren