Vertaal
Naar andere talen: • erfrieren > ENerfrieren > ESerfrieren > FR
Vertalingen erfrieren DE>NL

erfrieren

werkw.
Uitspraak:  [ɛɐˈfriːrən]

1) durch starke Kälte sterben - bevriezen

2) durch starke Kälte gefühllos werden und absterben - bevriezen
Ihm sind in dieser Nacht zwei Zehen erfroren. - Bij hem zijn afgelopen nacht twee tenen bevroren.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
erfrieren (ww.) bevriezen (ww.) ; doodvriezen (ww.) ; tot ijs worden (ww.) ; verstarren (ww.) ; verstenen (ww.) ; verstijven (ww.) ; vriezen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `erfrieren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: eindicken
DE: einfrieren
DE: erlahmen
DE: erstarren
DE: frieren
DE: steif werden
DE: stillstehen
DE: versteifen
DE: versteinern
DE: verstocken