Vertalingen braten DE>NL
braten
werkw.
Uitspraak: | [ˈbraːtən] |
Verbuigingen: | brät , briet , gebraten |
1) im Ofen oder in der Pfanne mit Fett gar werden lassen -
bakken , braden Ich brat mir jetzt ein Steak. - Ik bak net een steak. |
2) im Ofen oder in der Pfanne gar werden -
bakken, braden Das Huhn muss eineinhalb Stunden braten. - De kip moet anderhalf uur braden. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
braten (ww.) | bakken (ww.) ; braden (ww.) ; grillen (ww.) ; roosteren (ww.) |
der Braten | het gebraad ; gestoofd vlees (znw.) ; het stoofvlees ; de sudderlap (m) ; het vlees |
braten | bakken |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `braten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ablöschenDE: backenDE: blanchierenDE: brutzelnDE: bräunenDE: dünstenDE: dämpfenDE: flambierenDE: FleischDE: fritierenUitdrukkingen en gezegdes
DE: ein fetter
Braten
NL: een vette kluifDE: den
Braten riechen
NL: lont ruiken