Vertaal
Naar andere talen: • banal > ENbanal > ESbanal > FR
Vertalingen banal DE>NL

I banal

bijv.naamw.
Uitspraak:  [baˈnaːl]

1) leicht zu erkennen, verstehen, beantworten usw. - banaal
Das klingt vielleicht banal, aber es ist wahr. - Het klinkt misschien banaal, maar het is waar.

2) gewöhnlich, alltäglich - banaal
Es ist nur eine ganz banale Erkältung. - Het is maar een gewone verkoudheid.


II die Banalität

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [banaliˈtɛːt]
Verbuigingen:  Banalität , Banalitäten

1) belanglose Äußerungen - banaliteit
Er gibt nur Banalitäten von sich. - Hij doet alleen maar banaal.

2) deel van de uitdrukking: banaliteit
die Banalität des Alltags - de gewone dagelijkse ongemakken

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
banal laaghartig ; vunzig ; vulgair ; triviaal ; schunnig ; platvloers ; plat ; ordinair ; onedel ; niet hoog ; lomp ; laag-bij-de-grond ; laag ; klein ; in geringe mate ; grof ; gemeen ; banaal ; afgezaagd ; versleten ; laag-bij-de-gronds ; alledaags
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `banal`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abgedroschen
DE: abgegriffen
DE: abgeleiert
DE: abgestanden
DE: derb
DE: dick
DE: dumpf
DE: dumpfig
DE: einfach
DE: ekelhaft