Vertalingen ausweisen DE>NL
I ausweisen
werkw.
1) zum Verlassen eines Landes zwingen -
uitwijzen einen Diplomaten ausweisen - een diplomaat uitwijzen |
2) angeben -
vermelden Die Mehrwertsteuer ist separat ausgewiesen. - De btw staat apart vermeld. |
3) beweisen, wer man ist oder dass man etw. darf -
legitimeren Er konnte sich nicht ausweisen. - Hij kon zich niet legitimeren. |
II die Ausweisung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈausvaizʊŋ] |
Verbuigingen: | Ausweisung , Ausweisungen |
deel van de uitdrukking: uitwijzing , uitzetting die Ausweisung der Flüchtlinge - het uitzetten van vluchtelingen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
ausweisen (ww.) | authentiseren (ww.) ; deporteren (ww.) ; legitimeren (ww.) ; uitwijzen (ww.) ; uitzetten (ww.) ; verjagen (ww.) |
ausweisen | aanwijzen ; uitzetten ; verwijderen |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `ausweisen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abschiebenDE: deportierenDE: hinaussetzenDE: legitimierenDE: verjagenDE: vertreibenDE: wegjagenDE: wegtreibenDE: zwangsverschickenUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich
ausweisen
NL: zich legitimeren NL: blijken