Vertalingen ausharren DE>NL
ausharren (ww.) | uithouden (ww.) ; zich staande houden (ww.) ; volhouden (ww.) ; volharden (ww.) ; verteren (ww.) ; verduren (ww.) ; verdragen (ww.) ; velen (ww.) ; uitzingen (ww.) ; doorgaan (ww.) ; standhouden (ww.) ; harden (ww.) ; handhaven (ww.) ; dulden (ww.) ; dragen (ww.) ; doorzetten (ww.) ; doorstaan (ww.) ; doorleven (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `ausharren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: andauernDE: anhaltenDE: aufbrauchenDE: aufzehrenDE: AusgebenDE: ausgestreckt haltenDE: aushaltenDE: beharrenDE: bestehenDE: dulden