1. MWB
  2. Vertalen
  3. ausfragen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • ausfragen > EN • ausfragen > ES • ausfragen > FR
Vertalingen ausfragen DE>NL

ausfragen

werkw.
Uitspraak:  [ˈausfraːgən]

1) jemandem viele Fragen stellen - uithoren
Er versuchte, sie über ihre Arbeit auszufragen. - Hij probeerde haar over haar werk uit te horen.

2) als Lehrer einem Schüler mündliche Fragen zum Stoff stellen und ihn benoten - overhoren
Ich bin heute in Biologie ausgefragt worden. - Ik ben vandaag tijdens biologie overhoord.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ausfragen (ww.) ondervragen (ww.) ; overhoren (ww.) ; uithoren (ww.) ; uitvragen (ww.) ; verhoren (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `ausfragen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ausforschen
DE: aushorchen
DE: ausquetschen
DE: befragen
DE: einem Kreuzverhör unterziehen
DE: hören
DE: interviewen
DE: verhören
DE: vernehmen
DE: wahrnehmen