Vertalingen Zauber DE>NL
der Zauber
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈʦaubɐ] |
Verbuigingen: | Zaubers |
1) magische Handlung -
betovering , drukte einen bösen Zauber über jemanden aussprechen - over iemand een slechte toverspreuk uitspreken |
fauler Zauber (=Schwindel) - bedrog
|
2) besondere Faszination -
betovering Das Nordlicht übte einen ganz besonderen Zauber auf sie aus. - Het noorderlicht oefent een heel bijzondere fascinatie op haar uit. Sie erlag dem Zauber seiner Stimme. - Zij bezweek voor de betovering van zijn stem. |
Aus der Zauber! (=jetzt wird es ernst) - en nu serieus
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Zauber | de aanlokkelijkheid (v) ; de aantrekkelijkheid (v) ; de aantrekkingskracht ; de bekoorlijkheid (v) ; de bekoring (v) ; de betovering (v) ; de charme (m) ; de fascinatie (v) ; de gratie (v) ; de magie (v) ; de tovenarij (v) ; toverij ; toverkracht ; de toverkunst (v) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `Zauber`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AnmutDE: AnziehungDE: AnziehungskraftDE: AttraktionDE: AttraktivitätDE: CharmeDE: GaukeleiDE: GrazieDE: HokuspokusDE: LieblichkeitUitdrukkingen en gezegdes
DE: den
Zauber kenne ich!
NL: dan ken ik!DE: fauler
Zauber
NL: boerenbedrog