1. MWB
  2. Vertalen
  3. weich (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • weich > EN • weich > ES • weich > FR
Vertalingen weich DE>NL

weich

bijv.naamw.
Uitspraak:  [vaiç]

1) sich angenehm anfühlend, glatt und nachgiebig - zacht
Gemüse weich kochen - groenten zacht koken

2) vom Material her leicht formbar, leicht zu bearbeiten - zacht
ein Bleistift mit weicher Mine - een potlood met een zachte stift

3) mit wenig Kalk - zacht

4) kurz gekocht - zacht
Möchtest du ein weich gekochtes / weiches Ei zum Frühstück? - Wil je een zacht gekookt / zacht ei voor het ontbijt?

5) vom Charakter her mitfühlend - gevoelig
Sie hat ein weiches Herz. - Zij heeft een gevoelig hart.
Er ist für diesen Job zu weich. - Hij is voor dit werk te gevoelig.
uitdrukking weich werden

6) nicht heftig oder plötzlich - zacht

7) ohne starke Kontraste, Konturen, Kanten - zacht
ein Gesicht mit weichen Zügen - een gezicht met zachte gelaatstrekken

8) angenehm für die Ohren - zacht

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
weich stumperig ; zweterig ; zwak ; zachtaardig ; zacht aanvoelend ; zacht ; welwillend ; weekhartig ; week ; volslank ; teerhartig ; sukkelig ; stuntelig ; clement ; slungelig ; schutterig ; onhandig ; onbeholpen ; naar zweet ruikend ; murw ; mollig ; mild ; mak ; krukkig ; goedhartig
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `weich`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abgespannt
DE: beschwitzt
DE: duldsam
DE: eckig
DE: edel
DE: empfindlich
DE: entspannt
DE: fein
DE: feucht
DE: flau

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: nicht weich werden! NL: niet verslappen!, niet toegeven!