Vertaal
Naar andere talen: • wedeln > ENwedeln > ESwedeln > FR
Vertalingen wedeln DE>NL

wedeln

werkw.
Uitspraak:  [ˈveːdəln]

1) etw. schnell durch die Luft hin- und herbewegen - zwaaien , kwispelen
Sie wedelte mit der Hand, um die Mücken zu vertreiben. - Zij zwaaide met haar hand om de muggen weg te jagen.
Der Hund wedelte mit dem Schwanz. - De kwispelde met zijn staart.

2) auf Skiern schnelle, kurze Bögen fahren - wedelen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
wedeln (ww.) kwispelen (ww.) ; kwispelstaarten (ww.) ; wapperen (ww.) ; zwaaien (ww.) ; zwenken (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `wedeln`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: schweifwedeln
DE: schwänzeln