Vertaal
Naar andere talen: • Wandern > ENWandern > ESWandern > FR
Vertalingen Wandern DE>NL

I wandern

werkw.
Uitspraak:  [ˈvandɐn]

1) eine längere Wegstrecke zu Fuß laufen - wandelen , trekken
Im Urlaub wanderten sie viel. - Op vakantie heeft zij veel gewandeld.
uitdrukking wandern gehen

2) von einem Ort zum anderen ziehen - trekken
ein wanderndes Volk - een reizend volk
Wanderameise - trekmier
Wanderzirkus - rondreizend circus

3) sich irgendwohin bewegen, irgendwohin gelangen - gaan
Er ließ seine Hände über ihren Körper wandern. - Hij liet zijn handen over haar lichaam gaan.
Das Foto wanderte von Hand zu Hand. - De foto ging van hand tot hand.
Das wandert jetzt in den Müll! - Dat verdwijnt nu bij het afval!


IIa der Wanderer

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈvandərɐ]
Verbuigingen:  Wanderers , Wanderer

IIb die Wanderin

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈvandərin]
Verbuigingen:  Wanderin , Wanderinnen

deel van de uitdrukking: wandelaar


III die Wanderung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈvandəŋ]
Verbuigingen:  Wanderung , Wanderungen

1) deel van de uitdrukking: wandeling
eine Wanderung im Gebirge machen - een wandeling in het gebergte maken

2) deel van de uitdrukking: trek

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
wandern (ww.) dwalen (ww.) ; zwerven (ww.) ; zich voortbewegen (ww.) ; te voet afleggen (ww.) ; stappen (ww.) ; rondwandelen (ww.) ; rondlopen (ww.) ; ronddwalen (ww.) ; omzwerven (ww.) ; lopen (ww.) ; gaan (ww.) ; een voettocht maken (ww.) ; bewandelen (ww.) ; betreden (ww.) ; belopen (ww.)
das Wandernhet wandelen
Wandern migratie ; zweving ; weekmakermigratie ; verloop ; trektocht ; trekken ; onrust
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `Wandern`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: auswandern
DE: belaufen
DE: bewandern
DE: bummeln
DE: einbürgern
DE: einwandern
DE: emigrieren
DE: gehen
DE: herumirren
DE: herumreisen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sein Mantel wanderte zum Trödler NL: zijn jas verhuisde naar de uitdrager