Vertalingen verlieren DE>NL
I verlieren
werkw.
1) nicht mehr finden, nicht wissen, wo jemand / etw. ist -
verliezen Ich kann den Ausweis nicht finden, vielleicht habe ich ihn verloren. - Ik kan mijn paspoort niet vinden, misschien heb ik het verloren. Wir haben uns im Gedränge auf dem Markt verloren. - Wij hebben elkaar uit het oog verloren in de drukte op de markt. |
2) nicht mehr haben -
verliezen Sie haben durch den Krieg alles verloren. - Zij zijn alles kwijtgeraakt door de oorlog. |
nichts mehr zu verlieren haben (=) - niet meer te verliezen hebben
|
der verlorene Sohn (=Figur in der Bibel) - de verloren zoon
|
3) nicht gewinnen -
verliezen Das letzte Spiel verloren sie 2:1. - Zij verloren de laatste wedstrijd met 2:1. |
4) nicht behalten oder weiter tun können -
verliezen In dem Durcheinander habe ich jeden Überblick verloren. - Ik ben het overzicht kwijt door de rommel. |
5) durch Unfall oder Krankheit nicht mehr haben -
verliezen Der Patient hat bei der Operation viel Blut verloren. - De patiënt heeft bij de operatie veel bloed verloren. |
6) jemanden nicht mehr bei sich haben, weil er stirbt -
verliezen Bei dem Unfall hat er seine Frau verloren. - Hij heeft zijn vrouw verloren bij het ongeval. |
7) nach außen gelangen lassen -
verliezen Der Reifen verliert Luft. - Er ontsnapt lucht uit de band. |
8) abwerfen -
verliezen Es wird Herbst, die Bäume verlieren schon ihre Blätter. - De herfst begint, de bomen verliezen hun bladeren al. |
9) deel van de uitdrukking: an etw. verlieren (=weniger von etw. Positivem haben) - verliezen
Pass auf, dass du nicht an Glaubwürdigkeit verlierst. - Let op dat je niet je geloofwaardigheid verliest.
|
10) schwächer werden, verschwinden -
verdwijnen Seine anfängliche Scheu verlor sich mit der Zeit. - Zijn aanvankelijke vrees verdween met de tijd. |
11) deel van de uitdrukking: sich in Gedanken / Träumen verlieren (=sich nur noch mit einem Thema beschäftigen) - in gedachten / dromen verzonken
|
IIa der Verlierer
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [fɛɐˈliːrɐ] |
Verbuigingen: | Verlierers , Verlierer |
IIb die Verliererin
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [fɛɐˈliːrərɪn] |
Verbuigingen: | Verliererin , Verliererinnen |
deel van de uitdrukking: verliezer die Verlierer der Wahl - de verliezer van de verkiezingen Sei ein guter Verlierer und gratuliere ihr! - Ben een goede verliezer en feliciteer haar! |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
verlieren (ww.) | erbij inschieten (ww.) ; kwijt raken (ww.) ; kwijtraken (ww.) ; verloren gaan (ww.) ; wegmaken (ww.) ; wegraken (ww.) ; zoek maken (ww.) ; zoek raken (ww.) ; zoekmaken (ww.) |
das Verlieren | de nederlaag ; overwonnen-worden (znw.) ; het verlies ; het verliezen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `verlieren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abhanden kommenDE: abhandenkommenDE: einbüßenDE: entgehenDE: loswerdenDE: NiederlageDE: SchlappeDE: unterliegenDE: VerlegenDE: verloren gehenUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich
verlieren
NL: verdwalen NL: verdwijnenDE: in Gedanken verloren
NL: in gedachten verzonkenDE: an ihm ist Hopfen und Malz verloren
NL: het is bij hem boter aan de galg gesmeerd