I viel

pronoun

Uitspraak:

[fiːl]

1) eine große Menge von etw. - veel

Woher hast du denn das viele Geld? - Hoe kom jij dan aan dat vele geld? Viel Spaß! - Veel plezier!

2) eine große Anzahl von etw. - veel

Wo willst du nur die vielen Bücher unterbringen? - Waar wil jij die stapel boeken laten? In vielen Fällen verheilt so etwas von allein wieder. - In veel gevallen geneest zoiets vanzelf.

3) eine große Zahl verschiedene - veel

Du hast in vieler Hinsicht recht. - Je hebt in veel opzichten gelijk.

4) eine große Menge - veel

Er hat nicht viel gegessen. - Hij heeft niet veel gegeten.

5) viele Dinge, Aspekte usw. - veel

Vieles daran war ungewöhnlich. - Veel daarvan is ongebruikelijk. In vielem hast du recht. - Je hebt vaak gelijk.

6) viele Menschen - veel

Viele von uns verstanden seine Reaktion nicht. - Vele van ons begrepen zijn reactie niet. Viele haben Angst, bei einem Unfall anzuhalten und zu helfen. - Vele hebben angst om bij een ongeluk te stoppen en hulp te bieden.

7) deel van de uitdrukking:

genauso oder gleich viel / viele (=) - evenveel Wir haben gleich viele Fehler gemacht. - Wij hebben evenveel fouten gemaakt.

so viel / viele (=) - zo veel So viel Spaß / viele Fehler hatte ich noch nie! - Zo veel plezier / veel fouten had ik nog nooit!

wie viel / viele (=) - hoe veel

II viel

bijwoord

Verbuigingen:

mehr , am meisten

1) viele Male - veel

Wir wandern viel. - Wij wandelen veel. Kinder sollten viel an der frischen Luft sein. - Kinderen moeten veel in de buitenlucht zijn.

2) von zahlreichen Menschen o. Ä. - veel

ein viel gelesenes Buch - een veel gelezen boek an einer viel befahrenen Straße wohnen - wonen aan een druk bereden straat

3) in hohem Maße - veel

Ich fühle mich schon viel besser. - Ik voel mij al veel beter. Heute ist das Wetter viel schöner als gestern. - Vandaag is het weer veel mooier dan gisteren.

viel zu (=in zu hohem Maße) - veel te Die Schuhe sind mir viel zu groß. - Die schoenen zijn veel te groot voor mij.

© K Dictionaries Ltd.

viel	dikwijls ; een hoop ; frequent ; meermaals ; menigmaal ; regelmatig ; vaak ; veel ; veelvuldig ; heel wat

Bron: interglot




DE: eine Menge
DE: frequent
DE: haufenweise
DE: hoch
DE: hochgradig
DE: in breitem Umfange
DE: in großer Anzahl
DE: in hohem Maße
DE: in reichem Maße
DE: mehrfach

DE: in vielem NL: in vele opzichten
DE: ich weiß viel, wie er das macht NL: weet ik veel, hoe hij dat doet