Vertalingen Unglück DE>NL
das Unglück
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈʊnglʏk] |
Verbuigingen: | Unglück(e)s , Unglücke |
1) Ereignis mit schlimmen Folgen für viele Menschen, z. B. ein großer Unfall oder eine Naturkatastrophe -
ongeluk Bei dem Unglück sind viele Menschen verletzt worden. - Bij het ongeluk zijn veel mensen gewond geraakt. Zugunglück - treinongeluk |
2) Ereignis, das sich negativ auswirkt -
ongeluk Er glaubt, dass schwarze Katzen Unglück bringen. - Hij gelooft dat zwarte katten ongeluk brengen. Sie fühlte sich vom Unglück verfolgt. - Zij voelde zich door ongeluk achtervolgt. |
zu allem Unglück (=zusätzlich zu anderen negativen Dingen) - tot overmaat van ramp
|
Ein Unglück kommt selten allein. (=) - Een ongeluk komt zelden alleen.
|
3) Zustand, der durch Sorge und Schmerz gekennzeichnet ist -
rampspoed Das Unglück der Aids-Waisen in Afrika machte uns sehr betroffen. - Wij werden erg geraakt door de rampspoed van de aidswezen. |
in sein Unglück rennen (=sich unbemerkt in eine schlimme Situation bringen) - zijn ongeluk tegemoet gaan
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
das Unglück | de calamiteit ; de kommer (m) ; de kwel ; de moeilijkheden ; de nood (m) ; de noodlottigheid (v) ; het ongeluk ; ongeval ; de pech (m) ; de rampzaligheid (v) |
Bronnen: interglot; Trueterm; Diving dictionary; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `Unglück`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: MalheurDE: PechDE: PechsträhneDE: RückschlagDE: WidrigkeitDE: Zwischenfall