Vertalingen Pech DE>NL
das Pech
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [pɛç] |
Verbuigingen: | Pechs |
1) etw. Unangenehmes, das einen durch Zufall trifft -
pech Pech haben - pech hebben vom Pech verfolgt sein - door pech achtervolgt worden |
2) zähflüssige, schwarze Masse -
pek Ritzen mit Pech abdichten - scheuren met pek dichtmaken |
zusammenhalten wie Pech und Schwefel (=als Freunde sehr stark zusammenhalten) - onafscheidelijke vrienden
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
das Pech | onspoed (znw.) ; terugslagen (znw.) ; de terugslag (m) ; de tegenspoed (m) ; de tegenslag (m) ; teer (znw.) ; de rampspoed (m) ; de ramp ; de pek (m) ; de pech (m) ; het onheil ; het ongeluk ; de moeilijkheden ; het malheur ; de ellende |
Pech | houtpek ; pik ; pek ; natuurlijke hars ; houtteerpek |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Pech`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ElendDE: MißgeschickDE: NotDE: PechsträhneDE: RückschlagDE: TeerDE: UnglückDE: UnheilDE: Widrigkeit