I um

voorzetsel

Uitspraak:

[ʊm]

1) bezeichnet eine Bewegung im Kreis oder Bogen - om , rond

Das Auto bog um die Ecke. - De auto draaide de hoek om. Die Erde dreht sich um die Sonne. - De aarde draait om de zon. wild um sich schlagen - wild om zich heen slaan

2) bezeichnet eine räumliche Lage / Anordnung um einen Mittelpunkt herum - om , rond

eine Kette um den Hals tragen - een ketting om de nek dragen Wir saßen ums Lagerfeuer herum. - Wij zaten om het kampvuur.

3) bezeichnet eine bestimmte Uhrzeit - om , rond

Wir treffen uns um 15 Uhr / Mitternacht. - Wij hebben afgesproken om 15.00 uur / middernacht.

4) Bezeichnung eines Betrags, einer Menge usw. im Unterschied zu einer anderen - met

Die Hose ist um die Hälfte reduziert. - De broek is voor de helft afgeprijsd. Es wurde um zwei Wochen später fertig als vorgesehen. - Het werd omstreeks twee weken later gereed dan voorzien.

5) bezeichnet ein Thema - om , rond , met , over

Es gab Streit um den Parkplatz. - Er was een ruzie om de parkeerplaats. In diesem Text geht es um Nahrungsmittel. - In deze tekst gaat het over voedingsmiddelen.

6) nennt den Preis einer Sache - voor

Sie hat das Bild um zehn Euro gekauft / verkauft. - Zij heeft de foto voor € 10,00 gekocht / verkocht. Um nichts in der Welt würde ich das Geheimnis verraten! - Voor niets op de wereld zou ik het geheim verraden!

7) deel van de uitdrukking:

um ... herum (=ungefähr) - ongeveer Das war so um zwei Uhr / Weihnachten herum. - Het was ongeveer twee uur / Kerstmis.

8) deel van de uitdrukking:

Stunde um Stunde / Tag um Tag / ... (=mehrere, viele nacheinander) - uur na uur / dag na dag / Jahr um Jahr verging. - Jaar na jaar verstreek.

9) verwendet zum Anschluss von Wörtern in bestimmten Verbindungen - om

jemanden um etw. beneiden - iemand om iets benijden eine Bitte um Hilfe - een vraag om hulp um jemanden besorgt sein - bezorgt zijn om iemand

II um

bijwoord

Uitspraak:

[ʊm]

1) deel van de uitdrukking:

um die (=ungefähr, etwa) - ongeveer Es waren um die hundert Leute auf der Party. - Er waren ongeveer honderd mensen op het feest.

2) deel van de uitdrukking:

um sein (=vorbei sein) - voorbij Die Pause ist um. - De pauze is voorbij.

III um

voegwoord

Uitspraak:

[ʊm]

deel van de uitdrukking:

um zu +Infinitiv (=bezeichnet den Zweck, das Ziel) - om te Er kam herüber, um uns zu helfen. - Hij kwam hierheen om te helpen.

© K Dictionaries Ltd.

um	beëindigd ; om ; verlopen ; verstreken ; vervallen ; voorbij
UM (Afkorting)	bericht van niet-aflevering
um	omstreeks ; rond ; rondom ; ten einde

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




DE: beendet
DE: gegen
DE: rund
DE: rund um
DE: um herum
DE: verstrichen

DE: um den Garten herum NL: om de tuin heen
DE: um 5 Uhr NL: om 5 uur
DE: um diese Zeit NL: rond deze tijd
DE: um sein Vermögen kommen NL: zijn vermogen verliezen
DE: einen um etwas bringen NL: iemand iets doen verliezen, iemand van iets beroven
DE: den Preis um 10 van Hundert herabsetzen NL: de prijs met 10% verlagen
DE: um keinen Preis NL: tot geen prijs, in geen geval
DE: um Geld arbeiten NL: voor geld werken
DE: es ist schade um ihn NL: het is jammer van hem
DE: um 2 Meter kürzer NL: 2 meter korter
DE: um vieles schöner NL: veel, heel wat mooier
DE: einer um den andern NL: de een na de ander, beurtelings
DE: es ist eine schöne Sache um die Freundschaft NL: vriendschap is een mooi ding
DE: um so schöner NL: des te mooier
DE: wie steht es um die Sache? NL: hoe staat het met de zaak?
DE: er weiß um unser Vorhaben NL: hij weet van ons plan
DE: um und um NL: aan alle kanten