Stoß - Vertaling Duits-Nederlands

Naar andere talen: • Stoß > EN • Stoß > ES • Stoß > FR

Vertalingen Stoß DE>NL

der Stoß

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈʃtoːs]
Verbuigingen:	Stoßes , Stöße

1) schnelle Bewegung, mit der man jemanden / etw. plötzlich fest berührt - stoot , schok , slag

Er gab mir einen Stoß in den Rücken, sodass ich nach vorne fiel. - Hij stootte mij in mijn rug zodat ik voorover viel.

2) mit einer Waffe ausgeführter Schlag, Stich - stoot , slag

Sie fing den Stoß mit dem Unterarm ab. - Zij ving de slag met haar onderarm op.
Dolchstoß - dolkstoot

3) eine der kräftigen Bewegungen, mit denen man sich beim Schwimmen oder Rudern bewegt - slag

4) Wurf - stoot

5) einzelne Erschütterung beim Erdbeben - schok

6) deel van de uitdrukking: stoot

Beim Stoß gegen den Türrahmen zog sie sich eine Beule am Kopf zu. - Zij kreeg een bult op haar hoofd toen zij zich tegen de deurstijl stootte.

7) deel van de uitdrukking: stapel

Papiere in ordentlichen Stößen stapeln - de papieren netjes opstapelen
Holzstoß - houtstapel

Overige bronnen

der Stoß	de pof (m) ; de duw ; harde slag (znw.) ; de hoop (m) ; de hort (m) ; de klap ; opeen knallen (znw.) ; de opeenhoping (v) ; de opeenstapeling (v) ; de ophoping (v) ; de opstapeling (v) ; de botsing (m) ; de schok (m) ; schokkende beweging (znw.) ; de schop (m) ; de slag (m) ; de stapel (m) ; de stoot (m) ; de trap (m) ; voetbeweging (znw.) ; de zwemslag (m) ; de bons (m) ; de accumulatie (v)
Stoss	aansluiting ; aanslag ; botsing ; collisie ; gietnaad ; impuls ; kopeinde ; las ; neerslaan ; puls ; rangeren door afstoten ; ruk ; spoorstaaflas ; stompe verbinding ; stoot ; stuik ; uiteinde ; versnellingskracht ; vloeinaad

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Stoß`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Backpfeife
DE: Dolchstoß
DE: Fußtritt
DE: Hieb
DE: Klaps
DE: Maulschelle
DE: Messerstich
DE: Ohrfeige
DE: Schlag
DE: Schubs