Vertalingen stolpern DE>NL
stolpern
werkw.
mit den Füßen irgendwo hängen bleiben und (fast) hinfallen -
struikelen auf der Treppe stolpern - struikelen op de trap Er stolperte über den Hund und fiel hin. - Hij struikelde over de hond en viel neer. |
über jemanden / etw. stolpern (=wegen etw. scheitern) - door een schandaal struikelen / worden uitgeschakeld
Ich bin im Internet über einen interessanten Artikel gestolpert. - Ik ben op internet een interessant artikel tegen gekomen.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
stolpern (ww.) | flikkeren (ww.) ; kelderen (ww.) ; kiepen (ww.) ; kieperen (ww.) ; onderuitgaan (ww.) ; op zijn bek gaan (ww.) ; strompelen (ww.) ; struikelen (ww.) ; ten val komen (ww.) ; tuimelen (ww.) ; vallen (ww.) |
das Stolpern | strompeling (znw.) ; de struikeling (v) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `stolpern`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ausrutschenDE: danebentretenDE: ein Bein nachziehenDE: einen Fehltritt begehenDE: fallenDE: fehltretenDE: fliegenDE: hinfallenDE: hinkenDE: holpern