Uitspraak: | [zoː] |
Er arbeitet nur halb so viel wie ich. - Hij werkt maar half zoveel als ik. Sie ist fast so groß wie ihr Bruder. - Zij is bijna even groot als haar broer. |
Sie ist in etwa so groß. - Zij is ongeveer zo groot. Er war so erstaunt, dass er nichts sagen konnte. - Hij was zo verbaasd dat hij niets kon zeggen. So viel Geld habe ich nicht. - Zoveel geeld heb ik niet. |
Es tut mir so leid, dass das passiert ist! - Het spijt me dat het is gebeurd! Du bist ja so ein Pechvogel! - Jij bent ook zo'n pechvogel! |
Ich hatte mich an dem Tag verspätet und war so nicht zu Hause, als ... - Ik was op die dag te laat en was zodoende niet thuis toen ... |
„Möchten Sie eine Tüte? - „Nein danke, es geht schon so.‟ - "Wilt u een tas?"- "Nee, dank je wel, het gaat zo wel." Das mache ich nicht auch noch, ich habe so schon genug zu tun. - Dat doe ik niet ook nog, ik heb zo al genoeg te doen. |
So, das hätten wir geschafft! - Zo, dat hebben we weer voor elkaar! |
Die Entwicklung sei beunruhigend, so der Innenminister. - De ontwikkeling is verontrustend, volgens de minister van Binnenlandse Zaken. |
Uitspraak: | [zoː] |
Ich muss jetzt aufhören, so viel Spaß es mir auch gemacht hat. - Ik moet nu stoppen, hoewel het mij ook veel plezier heeft gegeven. So sehr du auch bettelst, du wirst nichts bei ihr erreichen. - Hoeveel je ook bedelt je zal bij haar niets bereiken. |
So aufregend Fallschirmspringen ist, so gefährlich kann es auch sein. - Zo opwindend het parachutespringen kan zijn, zo gevaarlijk is het ook. |
Uitspraak: | [zoː] |
So lasst ihn doch mitspielen! - Laat hem toch meespelen, zo! So stör mich doch nicht dauernd! - Stoor me toch niet voortdurend, zo! |
Das hat mir jetzt so richtig Spaß gemacht. - Dat heeft me nu echt zo veel plezier gedaan. |
Und was machst du so? - En wat doe je zo al? Wie geht es euch denn so? - Hoe gaat het zo met jullie? |
„Sie wollen noch ein viertes Kind.‟ – „So?‟ - "Zij willen nog een vierde kind." - "Zo?" |