| Uitspraak: | [ziːk] |
| Verbuigingen: | Sieg(e)s , Siege |
| einen Sieg gegen jemanden erringen - een overwinning op iemand behalen ein Sieg der Germanen über die Römer - een overwinning van de Germanen op de Romeinen Wer hat bei der Auseinandersetzung den Sieg davongetragen? - Wie is er bij de discussie er vandoor gegaan met de overwinning? |
Voorbeeldzinnen laden....