Vertalingen schlottern DE>NL
schlottern
werkw.
sehr stark zittern -
trillen, bibberen Er schlotterte vor Kälte am ganzen Körper. - Hij bibberde van de kou over zijn gehele lichaam. Vor Angst schlotterten mir die Knie. - Mijn knieën bibberde van angst. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
schlottern (ww.) | klappertanden (ww.) ; kleumen (ww.) ; koulijden (ww.) |
das Schlottern | het bibberen ; het rillen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `schlottern`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: bebenDE: bibbernDE: erschauernDE: frierenDE: fröstelnDE: schaudernDE: schnatternDE: zittern