Vertalingen schaudern DE>NL
schaudern (ww.) | bibberen (ww.) ; door afgrijzen bevangen worden (ww.) ; griezelen (ww.) ; gruwelen (ww.) ; gruwen (ww.) ; ijzen (ww.) ; klappertanden (ww.) ; kleumen (ww.) ; koulijden (ww.) ; verstijven (ww.) |
schaudern | huiveren |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `schaudern`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: bebenDE: bibbernDE: entsetzenDE: erschauernDE: frierenDE: fröstelnDE: grauenDE: schlotternDE: schnatternDE: verabscheuenUitdrukkingen en gezegdes
DE: schaudernd
NL: huiveringwekkend NL: huiverend