die Schule

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈʃuːlə]
Verbuigingen:	Schule , Schulen

1) Institution, die bes. Kindern Wissen und Bildung vermittelt - school

Sie geht gern in die / zur Schule. - Zij gaat graag naar school. Er kommt im Herbst in die Schule. - Hij komt in de herfst op school. Schulanfänger - eersteklasser

2) Unterricht in einer Schule - school

Die Schule beginnt um 8 Uhr. - De school begint om 08.00 uur. schulfrei - schoolvrij

3) Gebäude, in dem eine Schule ist - school
4) Gruppe von Wissenschaftlern, Künstlern o. Ä., die eine bestimmte Richtung vertreten - school

die Komponisten der Wiener Schule - de componisten van de Weense school Der Behaviorismus ist eine Schule der Psychologie. - Het Behaviorisme is een methode van de psychologie.

© K Dictionaries Ltd.

die Schule	de educatie (v) ; de koers (m) ; het onderwijs ; de route ; de scholing (v) ; de school ; het schoolgebouw
Schule	educatief bestel ; onderwijsbestel

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




DE: Abendschule
DE: Ausfahrt
DE: Ausrichtung
DE: Berufsfachschule
DE: Berufsschule
DE: Bildung
DE: Direktion
DE: Entwicklung
DE: Erfahrung
DE: Erziehung

DE: in die Schule geben NL: op school doen
DE: in die Schule gehen NL: naar school gaan, in de leer gaan
DE: hinter, neben die Schule gehen NL: spijbelen
DE: höhere Schule NL: vwo-school