1. MWB
  2. Vertalen
  3. schnuppern (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • schnuppern > EN • schnuppern > ES • schnuppern > FR
Vertalingen schnuppern DE>NL

schnuppern

werkw.
Uitspraak:  [ˈʃnʊpɐn]

1) konzentriert riechen - snuffelen
Der Hund schnupperte an ihrer Tasche. - De snuffelde aan haar tas.

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking Landluft / Seeluft / ... schnuppern

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
schnuppern (ww.) drugs gebruiken (ww.) ; drugs snuiven (ww.) ; een snuif nemen (ww.) ; iets ophalen (ww.) ; insnuiven (ww.) ; opsnuiven (ww.) ; sniffelen (ww.) ; snuffen (ww.) ; snuiven (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `schnuppern`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abholen
DE: auffischen
DE: aufholen
DE: aufziehen
DE: beschnuppern
DE: durch die Nase einziehen
DE: einatmen
DE: einschnauben
DE: einschnupfen
DE: einziehen