Vertaal
Naar andere talen: • rammen > ENrammen > ESrammen > FR
Vertalingen rammen DE>NL

rammen

werkw.
Uitspraak:  [ˈramən]

1) mit Kraft etw. irgendwohin stoßen, treiben - heien
Pfosten in den Boden rammen - palen in de grond heien

2) gegen jemanden / etw. stoßen - stoten
Er drängte sich an uns vorbei und rammte mich dabei mit der Schulter. - Hij drong zich langs ons heen en stootte me daarbij tegen de schouder.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
rammen (ww.) aanvaren (ww.) ; beuken (ww.) ; bonken (ww.) ; hameren (ww.) ; hard slaan (ww.) ; heien (ww.) ; hengsten (ww.) ; meppen (ww.) ; rammen (ww.) ; slaan (ww.) ; timmeren (ww.)
rammen aanstampen ; heien ; vaststampen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `rammen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anfahren
DE: anlaufen gegen
DE: aufeinanderprallen
DE: aufeinanderstoßen
DE: auflaufen auf
DE: aufprallen auf
DE: dreschen
DE: einrammen
DE: fundieren
DE: hart schlagen