Vertalingen Aufeinanderprallen DE>NL
aufeinanderprallen
werkw.
1) mit Kraft zusammenstoßen -
tegen elkaar | Die beiden Autos prallten aufeinander. - Beide auto's knalden tegen elkaar. |
2) in deutlichem Widerspruch zueinander stehen -
botsen | Da prallen Welten aufeinander! - Daar botsen werelden tegen elkaar! |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| Aufeinanderprallen | botsing ; stoot |
Bron: Download IATE, European Union, 2017.Voorbeeldzinnen met `Aufeinanderprallen`
Voorbeeldzinnen laden....
