Ruder - Vertaling Duits-Nederlands

Naar andere talen: • Ruder > EN • Ruder > ES • Ruder > FR

Vertalingen Ruder DE>NL

das Ruder

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈruːdɐ]
Verbuigingen:	Ruders , Ruder

1) eine von meist zwei Stangen mit flachem, breiten Ende, die man ins Wasser taucht, um ein Boot anzutreiben - riem

die Ruder gleichmäßig durchziehen - de riemen gelijkmatig doortrekken
Ruderboot - roeiboot

2) flaches drehbares Teil am hinteren Ende von Booten, mit dem gelenkt wird - roer

am Ruder sitzen / stehen - aan het roer zitten / staan das Ruder führen - het roer gebruiken
aus dem Ruder laufen (=nicht mehr kontrolliert werden können) - uit de hand lopen
das Ruder herumreißen (=eine Vorgehensweise in einer schwierigen Situation radikal ändern) - het roer omgooien, van koers veranderen
das Ruder übernehmen / ans Ruder kommen (=die Macht übernehmen) - het roer overnemen
am Ruder sein (=die Macht haben) - aan het roer staan

Overige bronnen

das Ruder	helmstok (m) ; de riem (m) ; de roeiriem (m) ; de roeispaan ; het roer ; de spaan
Ruder	roer ; stuurvlak

Bronnen: f; interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Ruder`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Holm
DE: Lenkrad
DE: Lenkstange
DE: Paddel
DE: Riemen
DE: Ruderpinne
DE: Steuer
DE: Steuerknüppel
DE: Steuerrad
DE: Steuerruder