I der Rat

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[raːt]
Verbuigingen:	Rat(e)s , Räte

1) hilfreicher Vorschlag für andere - raad

auf ärztlichen Rat - op doktersadvies jemandem einen guten Rat geben - iemand goede raad geven

jemandem mit Rat und Tat zur Seite stehen (=jemandem helfen) - met raad en daad

Jetzt ist guter Rat teuer! (=drückt aus, dass jemand keine Lösung weiß) - Goede raad is duur!

sich keinen Rat wissen (=nicht wissen, was man tun soll) - zich geen raad weten

2) Gruppe von Personen, die gemeinsam Entscheidungen in bestimmten Angelegenheiten treffen ^poliek - raad

in den Betriebsrat / Stadtrat gewählt werden - gekozen worden in de ondernemingsraad / gemeenteraad der UN-Sicherheitsrat - de UN-veiligheidsraad

IIa der Rat

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[raːt]
Verbuigingen:	Rat(e)s , Räte

IIb die Rätin

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈrɛːtɪn]
Verbuigingen:	Rätin , Rätinnen

Mitglied eines Rates ^poliek - raadslid

die jüngste Stadträtin - het jongste raadslid van de gemeente

© K Dictionaries Ltd.

der Rat	het advies ; de adviesraad (m) ; de raad (m) ; de raadgeving (v)
Rat	Raad

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




DE: beraten
DE: Empfehlung
DE: Gemeinderat
DE: Hinweis
DE: Kollegium
DE: Ministerrat
DE: raten
DE: Ratschlag
DE: Stadtrat
DE: Studienrat

DE: Rats pflegen NL: beraadslagen
DE: etwas zu Rate halten NL: zuinig met iets omgaan
DE: einen, etwas zu Rate ziehen NL: iemand, iets raadplegen
DE: Rats holen bei einem NL: iemand raadplegen
DE: sich keinen Rat wissen NL: geen raad weten