1. MWB
  2. Vertalen
  3. Rad (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Rad > EN • Rad > ES • Rad > FR
Vertalingen Rad DE>NL

das Rad

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [raːt]
Verbuigingen:  Rad(e)s , Räder

1) rundes Teil eines Fahrzeugs, das sich beim Fahren dreht - wiel
ein Rad wechseln - een wiel wisselen
uitdrukking das fünfte Rad am Wagen sein
uitdrukking unter die Räder kommen

2) rundes, bewegliches Teil von Geräten, Maschinen - rad
In den Fabriken stehen alle Räder still. - In de fabrieken staan alle raderen stil.
Lenkrad - stuurwiel
Mühlrad - molenrad
uitdrukking das Rad (der Geschichte) zurückdrehen

3) Kurzwort für Fahrrad - fiets
mit dem Rad zur Arbeit fahren - op de fiets naar het werk rijden
Er schwang sich aufs Rad und fuhr davon. - Hij sprong op zijn fiets en reed weg.
Radrennen - wielercours
Radtour - fietstocht
uitdrukking Rad fahren

4) Turnübung, bei der man sich seitlich überschlägt sport - radslag
ein Rad schlagen / turnen - een radslag doen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
das Radde fiets ; het rad ; de tweewieler (m) ; het wagenwiel ; het wiel
rad (Afkorting) hoek ; rad (Afkorting) ; radiaal ; radiaal (Afkorting)
Rad groot wiel ; nokkenastandwiel ; rad ; stuurstangenstelsel ; verbinding met beremde wielen ; wiel
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Rad`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Ersatzrad
DE: Fahrrad
DE: Hinterrad
DE: Reserverad
DE: Vorderrad
DE: Wagenrad
DE: Zahnrad

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: ein Rad schlagen NL: pronken (van pauw) NL: de radslag maken