Vertaal
Naar andere talen: • pflanzen > ENpflanzen > ESpflanzen > FR
Vertalingen pflanzen DE>NL

pflanzen

werkw.
Uitspraak:  [ˈpflaən]

in die Erde setzen, damit sie dort wachsen - planten
Wir haben im Garten einen Apfelbaum gepflanzt. - Wij hebben een appelboom in de tuin gepland.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
pflanzen (ww.) implanteren (ww.) ; in de grond zetten (ww.) ; inplanten (ww.) ; planten (ww.) ; poten (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `pflanzen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anpflanzen
DE: bepflanzen
DE: einpflanzen
DE: legen
DE: setzen