Vertalingen knurren DE>NL
knurren
werkw.
1) mit geschlossenen Zähnen einen drohenden Laut von sich geben -
brommen , grommen jemandem knurrt der Magen (=jemand hat Hunger) - de maag knort
|
mit knurrendem Magen (=sehr hungrig) - met knorrende maag
|
2) etw. unfreundlich sagen -
knorren , grommen „Geh weg!‟, knurrte er. - "Ga weg!", gromde hij. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
knurren (ww.) | kankeren (ww.) ; sakkeren (ww.) ; pruttelen (ww.) ; over iets mopperen (ww.) ; morren (ww.) ; mopperen (ww.) ; knorrend geluid maken (ww.) ; knorren (ww.) ; klagen (ww.) ; grommen (ww.) ; brommen (ww.) |
der Knurren | de rommeling (v) ; het geknor ; het gegrom |
das Knurren | de grom (m) ; (het) gegrom |
knurren | knorren ; rommelen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `knurren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anmotzenDE: bellenDE: blökenDE: brodelnDE: brummelnDE: brummenDE: brutzelnDE: brüllenDE: greinenDE: grollen