jeder

pronoun

Uitspraak:

[ˈjeːdɐ]

jede

pronoun

Uitspraak:

[ˈjeːdə]

jedes

pronoun

Uitspraak:

[ˈjeːdəs]

1) bezieht sich auf alle Mitglieder einer Gruppe ohne Ausnahme - ieder, elk

Jeder Mensch hat seine Schwächen. - Ieder mens heeft zijn gebrek. Wir fahren jedes Jahr nach Italien. - Wij gaan elk jaar naar Italië.

2) bezieht sich auf ein beliebiges Mitglied einer Gruppe - elk

Der Ausflug findet bei jedem Wetter statt. - Het uitstapje gaat onder alle omstandigheden door. Du kannst mich zu jeder Zeit anrufen. - Je kan me op elk moment bellen.

3) jede einzelne oder beliebige Person (einer Gruppe) - ieder(een)

Ich habe jedem ein Stück Schokolade gegeben. - Ik heb aan iedereen een stuk chocolade gegeven. Jeder von uns tut sein Bestes. - Een ieder van ons doet zijn best. Da kannst du jeden fragen. - Dat kun je aan iedereen vragen.

4) jedes einzelne oder beliebige Ding (aus einer Menge) - elk

Ich habe jedes dieser Bücher gelesen. - Ik heb van deze boeken elk boek gelezen. Such dir einen Tag aus, mir ist jeder recht. - Kies maar een dag, mij is het om het even.

5) bezeichnet den Abstand, in dem sich etw. wiederholt oder den Anteil einer Menge, der betroffen ist - elk

Wir treffen uns jedes zweite Wochenende. - Wij ontmoeten elkaar elk tweede weekend. Jeder Dritte wurde krank. - 1 op de 3 werd ziek.

© K Dictionaries Ltd.

jeder

allen ; eenieder ; elk ; elkeen ; ieder ; iedereen ; alle ; allemaal ; elke ; iegelijk

Bronnen: interglot; Trueterm; Wikipedia




DE: alle
DE: jede

DE: jeden dritten Monat NL: om de drie maanden
DE: alles und jedes NL: alles en nog wat
DE: ohne jede Gefahr NL: zonder enig gevaar