Vertaal
Naar andere talen: • immer > ENimmer > ESimmer > FR
Vertalingen immer DE>NL

I immer

bijwoord
Uitspraak:  ɪmɐ]

1) zu jedem Zeitpunkt, gleichbleibend - altijd
Sie ist immer gut gelaunt. - Zij heeft altijd goede zin.
uitdrukking für immer
uitdrukking noch immer
uitdrukking schon immer
uitdrukking immer wieder

2) deel van de uitdrukking: altijd
Immer, wenn wir in Urlaub fahren, stehen wir im Stau. - Altijd als wij op vakantie gaan staan wij in de file.
Ich ging wie immer früh zu Bett. - Ik ging zoals altijd vroeg naar bed.

3) deel van de uitdrukking: altijd
Sie legte immer zehn Flaschen in jede Kiste. - Zij stopt altijd tien flessen in elke kist.

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking immer mehr / älter / größer / ...

5) deel van de uitdrukking:
uitdrukking was / wer / wie / ... (auch) immer


II immer

particle

1) deel van de uitdrukking:
uitdrukking immer noch / noch immer

2) verwendet, um Aufforderungen zu verstärken - altijd , steeds
Immer herein mit euch! - Weer naar binnen jullie!
Immer mit der Ruhe! - Altijd met beleid!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
immer immer ; voortdurend ; voor immer ; voor het leven ; voor altijd ; veelvuldig ; telkens ; steevast ; steeds opnieuw ; steeds ; permanent ; onophoudelijk ; ononderbroken ; meermaals ; immermeer ; iedere keer ; herhaaldelijk ; gedurig ; elke keer ; eeuwig ; doorlopend ; de hele tijd ; continue ; continu ; constant ; altoos ; altijd ; almaar ; aldoor ; te allen tijde
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `immer`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: andauernd
DE: dauernd
DE: ewig
DE: immer wieder
DE: immerfort
DE: immermehr
DE: immerzu
DE: jederzeit
DE: jedes Mal
DE: jedesmal

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: immer mit der Ruhe! NL: maar kalmpjes aan!
DE: auf immer NL: voor altijd
DE: immer zu! NL: vooruit!, toe maar!
DE: was immer du siehst NL: wat je ook ziet