der Herr

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[hɛr]
Verbuigingen:	Herrn , Herren

1) höfliche Bezeichnung für Männer - heer

ein freundlicher alter Herr - een vriendelijke oude heer Bei den Herren siegte die deutsche Mannschaft. - Bij de heren won het team van Duitsland. Meine Herren, ich bitte um Ruhe! - Mijn heren, stilte alstublieft! Was darfs denn sein, mein Herr? - Wat mag het zijn meneer? Herrenmode - herenmode Herrentoilette - herentoilet

Sehr geehrte Herren, ... (=als Anrede in förmlichen Briefen verwendet) - Zeer geëerde heren,

2) vor Namen, Titeln o. Ä. als Anrede für Männer verwendet - heer

Guten Abend, Herr Bayer! - Goede avond meneer Bayer! Herr Direktor / Ober / Doktor, ... - Meneer de directeur / ober / doctor, ...

3) jd, der die Verfügungsgewalt über jemanden / etw. hat - meester

der Hund und sein Herr - de hond en zijn baas der Herr des Hauses - de heer des huizes Herr über Leben und Tod sein - heer over leven en dood zijn

einer Sache Herr sein / werden (=etw. unter Kontrolle haben / bekommen) - een zaak onder controle hebben Ich war nicht mehr Herr der Lage / meiner Gefühle. - Ik had mijn gevoelens niet meer onder controle.

aus aller Herren Länder(n) (=von überall her) - uit alle delen van de wereld

die Herren der Schöpfung (=die Männer) - de mannen

4) Gott ^religie - Heer

Herr, erhöre uns! - Heer, verhoor ons! dem Herrn danken - de Heer danken

© K Dictionaries Ltd.

der Herr

de kamerdienaar (m) ; de vorst (m) ; de vent (m) ; superieur (znw.) ; het sujet ; het soeverein ; de patroon (m) ; de monarch (m) ; de mijnheer (m) ; de meneer (m) ; de meester (m) ; meerdere (znw.) ; de machthebber (m) ; de koning (m) ; kamerbediende (znw.) ; herenknecht (znw.) ; de hemelvader (m) ; de heerser (m) ; het heerschap ; de heer (m) ; de godheid (v) ; de goddelijkheid (v) ; de god (m) ; de butler (m) ; de baas (m)

Herr

De heer ; M.,Mijnh. ; gast

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org




DE: Allmächtiger
DE: Bediente
DE: Bursche
DE: Chef
DE: Diener
DE: Euer Ehren
DE: Euer Hochgeboren
DE: Eure Eminenz
DE: Exzellenz
DE: Gebieter

DE: aus aller Herren Ländern NL: uit alle landen, overal vandaan
DE: einer Sache Herr werden können NL: iets de baas kunnen worden, iets aan kunnen
DE: Herr A NL: mijnheer A