Chef - Vertaling Duits-Nederlands

Naar andere talen: • Chef > EN • Chef > ES • Chef > FR

Vertalingen Chef DE>NL

der Chef

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ʃ ɛf]
Verbuigingen:	Chefs , Chefs

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈʃ ɛfɪn]
Verbuigingen:	Chefin , Chefinnen

1) Leiter einer Abteilung, Firma usw. - chef

Polizeichef - politiechef
Chefarzt - geneesheer-directeur
Chefredakteur - chef-redacteur

2) Führer einer bestimmten Gruppe - aanvoerder

der Chef einer Schmugglerbande - de leider van een smokkelaarsbende

Overige bronnen

der Chef	de aanvoerder (m) ; de baas (m) ; de chef (m) ; het hoofd ; meerdere (znw.) ; de toean (m) ; de voorman (m) ; werkbaas (znw.)
Chef	hoofd van een handelshuis

Bronnen: interglot; Horecagids; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Chef`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Arbeitgeber
DE: Betriebsführer
DE: Betriebsleiter
DE: Boss
DE: Direktor
DE: Gebieter
DE: Geschäftsführer
DE: Geschäftsleiter
DE: Haupt
DE: Hauptmann