das Haupt

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[haupt]
Verbuigingen:	Haupt(e)s , Häupter

Kopf - hoofd

das Haupt neigen / schütteln - het hoofd buigen / schudden

gekrönte Häupter (=regierende Herrscher, Könige) - koningen, koninginnen

© K Dictionaries Ltd.

das Haupt

de aanvoerster (v) ; de baas (m) ; helmpluim (znw.) ; het hoofd ; de kop (m) ; de leidster (v) ; de leidsvrouw (v) ; meerdere (znw.) ; de meester (m) ; de patroon (m) ; de pluim ; superieur (znw.) ; de voorvrouw (v) ; de voorwerker (m)

Bronnen: interglot; Omegawiki.org




DE: Backe
DE: Backenknochen
DE: Chef
DE: Gebieter
DE: Gruppenleiter
DE: Haarwirbel
DE: Herr
DE: Hinterkopf
DE: Jochbein
DE: Kamm

DE: gesenkten Hauptes NL: met gebogen hoofd
DE: um eines Hauptes Länge über einen emporragen NL: een hoofd boven iemand uitsteken
DE: ein bemoostes Haupt NL: (spreektaal) ouderejaarsstudent
DE: zu Häupten NL: aan het hoofdeind