Vertaal
Naar andere talen: • haften > ENhaften > EShaften > FR
Vertalingen haften DE>NL

haften

werkw.
Uitspraak:  [ˈhaftən]

1) Verantwortung für einen Schaden übernehmen müssen juridisch - aansprakelijk , verantwoordelijk
Eltern haften nicht immer für ihre Kinder. - Ouders zijn niet altijd aansprakelijk voor hun kinderen.
für Mängel an einer Ware haften - voor mankementen aan een product verantwoordelijk zijn

2) an der Stelle bleiben, wo es angebracht wurde - sticker

3) sich irgendwo festsetzen, hängen bleiben - bevestigen
im Gedächtnis haften bleiben - in gedachten blijven hangen

4) nicht abrutschen - bevestigen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
haften (ww.) aan elkaar hangen (ww.) ; aan elkaar kleven (ww.) ; aaneenplakken (ww.) ; aansprakelijk zijn (ww.) ; aansprakelijk zijn voor (ww.) ; klampen (ww.) ; kleven (ww.) ; klitten (ww.) ; plakken (ww.) ; vastplakken (ww.) ; verantwoordelijkheid dragen (ww.)
Haften adhesiviteit ; hechten ; kleven ; vastkleven
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `haften`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Ankleben
DE: anleimen
DE: festkleben
DE: festsitzen
DE: halten
DE: Kleben
DE: leimen
DE: mit Klebstoff befestigen
DE: verantworten
DE: verantwortlich sein

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: er haftet dafür NL: hij staat er voor in
DE: seine Blicke hafteten auf dem Besucher NL: hij hield zijn ogen op de bezoeker gevestigd