1. MWB
  2. Vertalen
  3. Glitzern (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Glitzern > EN • Glitzern > ES • Glitzern > FR
Vertalingen Glitzern DE>NL

glitzern

werkw.
Uitspraak:  [ˈglɪʦɐn]

im Licht immer wieder kurz aufleuchten - glinsteren , fonkelen
Der Schnee / Das Wasser glitzerte in der Sonne. - De sneeuw / het water glinsterde in de zon.
Ihre Augen glitzerten vor Begeisterung. - Haar ogen glinsterden van enthousiasme.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
glitzern (ww.) egaliseren (ww.) ; twinkelen (ww.) ; stralen (ww.) ; sprankelen (ww.) ; schijnen (ww.) ; iets uitstralen (ww.) ; glitteren (ww.) ; glinsteren (ww.) ; glimmen (ww.) ; glanzen (ww.) ; gladmaken (ww.) ; gelijkmaken (ww.) ; fonkelen (ww.) ; flikkeren (ww.) ; effenen (ww.)
das Glitzern flakker (znw.) ; de vonk ; de schittering (v) ; het schitteren ; de schijn (m) ; de luister (m) ; de glinstering (v) ; de glans (m) ; geglinster (znw.) ; het geflikker ; de flikkering (v) ; de flakkering (v)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `Glitzern`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufleuchten
DE: ausstreichen
DE: blinken
DE: blitzen
DE: den Anschein haben
DE: ebnen
DE: egalisieren
DE: erleuchten
DE: etwas ausstrahlen
DE: flimmern