1. MWB
  2. Vertalen
  3. flau (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • flau > EN • flau > ES • flau > FR
Vertalingen flau DE>NL

flau

bijv.naamw.
Uitspraak:  [flau]

1) deel van de uitdrukking:
uitdrukking jemandem ist / wird flau (im Magen)

2) schwach, mit wenig Bewegung / Aktivität - slap

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
flau stuntelig ; onbeholpen ; onduidelijk ; onhandig ; onhelder ; pover ; schamel ; schraal ; schutterig ; slungelig ; smakeloos ; stumperig ; niet helder ; sukkelig ; teer ; vaag ; vagelijk ; wankel ; wazig ; zonder smaak ; zonder zout ; zouteloos ; zoutloos ; zwak ; krakkemikkig ; armzalig ; breekbaar ; broos ; dof ; flauw ; flets ; fragiel ; gammel ; grauwkleurig ; grijs ; karig ; krukkig ; kwetsbaar ; laf ; lijzig ; log ; loom ; mager ; mat ; mistig ; nevelachtig ; stagnerend
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `flau`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abgespannt
DE: abgestanden
DE: arbeitsscheu
DE: beschlagen
DE: blind
DE: brechbar
DE: denkfaul
DE: diesig
DE: dumpf
DE: dumpfig