Vertalingen fixieren DE>NL
fixieren
werkw.
1) anstarren -
fixeren Er fixierte sie den ganzen Abend. - Hij fixeerde zich de hele avond op haar. |
2) deel van de uitdrukking: etw. schriftlich fixieren (=aufschreiben, schriftlich festhalten) - fixeren
|
3) an einem Ort, in einer Stellung festhalten, befestigen -
fixeren einen Patienten mit Gurten im Bett fixieren - een patient met riemen aan het bed fixeren einen Bruch mit Gipsverband fixieren - een breuk met gips fixeren |
4) deel van de uitdrukking: auf jemanden / etw. fixiert sein (=emotional übermäßig stark an jemanden / etw. gebunden sein) - fixeren
Sie ist total auf dieses Ziel fixiert. - Zij is helemaal op dit doel gefixeerd.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
fixieren (ww.) | strak kijken (ww.) |
fixieren | fixeren |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `fixieren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: angaffenDE: anglotzenDE: angähnenDE: AnstarrenDE: starrenDE: stieren