Vertaal
Naar andere talen: • fixieren > ENfixieren > ESfixieren > FR
Vertalingen fixieren DE>NL

fixieren

werkw.
Uitspraak:  [fɪˈksiːrən]

1) anstarren - fixeren
Er fixierte sie den ganzen Abend. - Hij fixeerde zich de hele avond op haar.

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking etw. schriftlich fixieren

3) an einem Ort, in einer Stellung festhalten, befestigen - fixeren
einen Patienten mit Gurten im Bett fixieren - een patient met riemen aan het bed fixeren
einen Bruch mit Gipsverband fixieren - een breuk met gips fixeren

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking auf jemanden / etw. fixiert sein

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
fixieren (ww.) strak kijken (ww.)
fixieren fixeren
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `fixieren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: angaffen
DE: anglotzen
DE: angähnen
DE: Anstarren
DE: starren
DE: stieren