Vertaal
Naar andere talen: • Fegen > ENFegen > ESFegen > FR
Vertalingen Fegen DE>NL

fegen

werkw.
Uitspraak:  [ˈfeːgən]

1) sauber machen oder entfernen - (weg)vegen
Der Hausmeister hat den Hof gefegt. - De huismeester heeft de binnenplaats geveegd.
das Laub in einen Sack fegen - het blad in een zak vegen

2) in einer heftigen Bewegung mit sich reißen und entfernen - (weg)vegen
Sie fegte mit dem Arm alle Gläser vom Tisch. - Zij veegde met de arm alle glazen van de tafel.
Die Mannschaft fegte ihren Gegner mit 8:0 vom Platz. - Het team veegde de tegenstander met 8:0 van het veld.

3) sich schnell bewegen - razen
Ein Sturm fegte über das Land. - Een storm raasde over het land.
Wolken fegten über den Himmel. - Wolken razen door de lucht.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
fegen (ww.) afvegen (ww.) ; afwissen (ww.) ; brullen (ww.) ; het uitgillen (ww.) ; tempo maken (ww.) ; uitroepen (ww.) ; uitschreeuwen (ww.) ; vegen (ww.)
Fegen schuren
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Fegen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abfegen
DE: abwischen
DE: ausfegen
DE: auskehren
DE: bellen
DE: donnern
DE: eilen
DE: fangen
DE: galoppieren
DE: grassieren