Vertaal
Naar andere talen: • finden > ENfinden > ESfinden > FR
Vertalingen finden DE>NL

finden

werkw.
Uitspraak:  [ˈfɪndən]

1) zufällig oder durch Suchen sehen, entdecken - vinden
nicht mehr nach Hause finden - niet meer naar huis vinden
Hast du meine Schlüssel / einen Job gefunden? - Heb je mijn sleutel / een baan gevonden?
Ich kann den Fehler einfach nicht finden. - Ik kan de fout gewoon niet vinden.

2) etw. Positives bekommen - vinden
Die CDs haben reißenden Absatz gefunden. - De cd's hebben snel aftrek gevonden.
Seine Vorschläge fanden viel Beifall. - Zijn voorstellen vonden veel bijval.

3) eine bestimmte Meinung über jemanden / etw. haben - vinden
Ich finde den Schauspieler toll. - Ik vind de acteur leuk.
Ich finde, sie hat recht. - Ik vind dat zij gelijk heeft.
Findest du es schön hier? - Vind jij het mooi hier?
uitdrukking etw. an jemandem / etw. finden

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking etw. wird sich finden

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
finden (ww.) lokaliseren (ww.) ; menen (ww.) ; ontdekken (ww.) ; opsporen (ww.) ; tegenkomen (ww.) ; traceren (ww.) ; van mening zijn (ww.)
das Findenhet aantreffen ; het vinden
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `finden`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: antreffen
DE: auf dem Standpunkt stehen
DE: auffinden
DE: ausfindig machen
DE: begegnen
DE: betrachten als
DE: der Meinung sein
DE: die Ansicht vertreten
DE: die Meinung vertreten
DE: entdecken

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: ich finde nichts dabei NL: ik vind het niet erg
DE: sich finden NL: gevonden worden NL: elkaar vinden NL: blijken
DE: das findet sich schon NL: dat komt wel in orde
DE: sich finden in NL: zich schikken in
DE: sich selbst finden NL: tot bezinning komen
DE: sich nach Hause finden NL: de weg naar huis vinden
DE: ein gefundenes Fressen NL: een buitenkansje