Vertaal
Naar andere talen: • fehlen > ENfehlen > ESfehlen > FR
Vertalingen fehlen DE>NL

fehlen

werkw.
Uitspraak:  [ˈfeːlən]

1) nicht (mehr) da sein, wo es sein sollte oder war - ontbreken , mankeren , falen , uitblijven
An deinem Hemd fehlt ein Knopf. - Je overhemd mist een knoop.

2) nicht anwesend sein - ontbreken
Wer fehlt heute? - Wie ontbreekt er vandaag?
Warum hast du gestern gefehlt? - Waarom heb je het gisteren gemist?

3) für einen bestimmten Zweck nötig sein, zusätzlich gebraucht werden - te kort komen
In den Schulen fehlen Physiklehrer. - Op de scholen is een tekort aan natuurkundeleraren.
das fehlende Geld auftreiben - het geld tekort zien op te speuren
Mir fehlen noch 100 Euro, dann kann ich mir den Computer kaufen. - Ik mis nog €100,00 en dan kan ik de computer kopen.
uitdrukking es fehlt (jdm) an etw.

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking jemandem fehlen

5) deel van de uitdrukking:
uitdrukking jemandem fehlt (et)was
uitdrukking jemandem fehlt nichts

6) deel van de uitdrukking:
uitdrukking Es fehlte nicht viel ...

7) deel van de uitdrukking:
uitdrukking Das hat (mir / uns) gerade noch gefehlt!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
fehlen (ww.) afwezig zijn (ww.) ; een fout maken (ww.) ; mankeren (ww.) ; ontbreken (ww.) ; verzuimen (ww.) ; zich vergissen (ww.)
das Fehlende afwezigheid
fehlen haperen ; missen ; schelen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `fehlen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abgehen
DE: abwesend sein
DE: entbehren
DE: hapern
DE: los sein
DE: mangeln an
DE: vermissen
DE: was fehlt dir
DE: wo hapert es

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: wo fehlt's ? NL: wat scheelt eraan?
DE: es fehlte nicht viel, so... NL: het scheelde niet veel, of...