Vertaal
Naar andere talen: • erpressen > ENerpressen > ESerpressen > FR
Vertalingen erpressen DE>NL

I erpressen

werkw.
Uitspraak:  [ɛɐˈprɛsən]

1) durch Drohungen zu etw. zwingen - afpersen
Sie wollte ihn mit den Fotos erpressen. - Zij wilde hem met de foto's afpersen.

2) durch Drohungen erlangen - afdwingen
Die Terroristen wollten die Freilassung von Häftlingen erpressen. - De terroristen wilden de vrijlating van de gevangenen afdwingen.


II die Erpressung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ɛɐˈprɛŋ]
Verbuigingen:  Erpressung , Erpressungen

deel van de uitdrukking: afpersing

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
erpressen (ww.) afdwingen (ww.) ; afpersen (ww.) ; binden (ww.) ; chanteren (ww.) ; door iets genoodzaakt worden (ww.) ; dwingen (ww.) ; forceren (ww.) ; intimideren (ww.) ; knevelen (ww.) ; knopen (ww.) ; noodzaken (ww.) ; nopen (ww.) ; onder druk zetten (ww.) ; strikken (ww.) ; vastbinden (ww.) ; vastmaken (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `erpressen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abzwingen
DE: androhen
DE: bedrohen
DE: bedrängen
DE: den Mund verbieten
DE: drohen
DE: erzwingen
DE: knebeln
DE: unter Druck setzen
DE: zwingen