Vertalingen Einladen DE>NL
I einladen
werkw.
1) jemanden auffordern, zu einem nach Hause / in die Firma o. Ä. zu kommen -
uitnodigen Wir sind morgen bei unseren Nachbarn zum Kaffee eingeladen. - Wij zijn voor morgen voor de koffie bij onze buren uitgenodigd. jemanden zu einem Vorstellungsgespräch einladen - iemand uitnodigen voor een introductiegesprek |
2) die Bezahlung für jemanden übernehmen -
uitnodigen Darf ich Sie auf ein Glas Wein einladen? - Mag ik u uitnodigen voor een glaasje wijn? |
3) in ein Fahrzeug tun -
inladen Sie luden die Möbel in den Transporter ein. - Zij laden de meubels in de bestelbus. |
II die Einladung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈainlaːdʊŋ] |
Verbuigingen: | Einladung , Einladungen |
deel van de uitdrukking: uitnodiging Hast du keine Einladung zu dem Fest bekommen? - Heb jij geen uitnodiging voor het feest gekregen? |
auf jds Einladung (=) - op uitnodiging
Er hielt auf Einladung des Bundespräsidenten eine Rede. - Hij hield op uitnodiging van de minister-president een toespraak.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
einladen (ww.) | beladen (ww.) ; bevrachten (ww.) ; binnenhalen (ww.) ; engageren (ww.) ; inviteren (ww.) ; laden (ww.) ; noden (ww.) ; onthalen (ww.) ; ontvangen (ww.) ; opladen elektriciteit (ww.) ; opnieuw laden (ww.) ; uitnodigen (ww.) ; vergasten (ww.) |
das Einladen | het inladen ; de uitnodiging (v) ; de verlading (v) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `Einladen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: an Bord bringenDE: an Bord gehenDE: an Bord nehmenDE: auffordernDE: aufladenDE: aufwarten mitDE: ausgebenDE: befrachtenDE: beladenDE: belasten