Vertaal
Naar andere talen: • erzählen > ENerzählen > ESerzählen > FR
Vertalingen erzählen DE>NL

erzählen

werkw.
Uitspraak:  [ɛɐˈʦɛːlən]

1) auf unterhaltsame Art mündlich / schriftlich mitteilen - vertellen
Er kann gut erzählen. - Hij kan goed vertellen.
Der Roman ist aus der Perspektive eines Kindes erzählt. - De roman is uit het perspectief van een kind verteld.

2) Informationen weitergeben - vertellen
Er erzählte kurz, was passiert war. - Hij vertelde kort wat er was gebeurd.
Wer hat dir das / davon erzählt? - wie heeft je dat / daarover verteld?
uitdrukking Das kannst du deiner Großmutter / jemand anderem erzählen!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
erzählen (ww.) beschrijven (ww.) ; mededelen (ww.) ; meeconverseren (ww.) ; meepraten (ww.) ; uiteenzetten (ww.) ; verhaal vertellen (ww.) ; verhalen (ww.) ; vertellen (ww.) ; wauwelen (ww.) ; wijsmaken (ww.) ; zeggen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `erzählen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: eine Erklärung geben
DE: erklären
DE: sagen
DE: Unklarheiten aufklären