Vertalingen einsperren DE>NL
einsperren
werkw.
1) aus einem Raum nicht mehr herauslassen -
opsluiten Er hat sich / die Katze im / ins Badezimmer eingesperrt. - Hij heeft zich / de kat / in de badkamer opgesloten. |
2) zu Gefängnis verurteilen -
opsluiten Solche Betrüger sollte man einsperren! - Zulke bedriegers zou men moeten opsluiten! |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
einsperren (ww.) | in hechtenis nemen (ww.) ; vatten (ww.) ; vastzetten (ww.) ; vasthouden (ww.) ; toevoegen (ww.) ; schutten (ww.) ; opsluiten (ww.) ; oppakken (ww.) ; kooien (ww.) ; isoleren (ww.) ; interneren (ww.) ; insluiten (ww.) ; inrekenen (ww.) ; in hechtenis houden (ww.) ; in de cel zetten (ww.) ; gevangenzetten (ww.) ; gevangennemen (ww.) ; gevangenhouden (ww.) ; detineren (ww.) ; bijvoegen (ww.) ; bijsluiten (ww.) ; arresteren (ww.) ; aanhouden (ww.) |
die Einsperren | het gevangen zetten ; de opsluiting (v) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `einsperren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: aufsperrenDE: beilegenDE: bestreichenDE: blockierenDE: eindeichenDE: einhegenDE: einkapselnDE: einkreisenDE: einpferchenDE: einschließen