Vertaal
Naar andere talen: • davor > ENdavor > ESdavor > FR
Vertalingen davor DE>NL

I davor

bijwoord
Uitspraak:  [daˈfoːɐ]

1) vor der genannten Sache - ervoor
ein Haus mit einem kleinen Garten davor - een huis met een kleine tuin ervoor

2) vor dem genannten Zeitpunkt - ervoor
Ich komme bei dir vorbei, aber davor muss ich noch einkaufen gehen. - Ik kom bij je langs maar van tevoren moet ik nog boodschappen doen.

3) stellt einen inhaltlichen Bezug her - ervoor
Angst davor haben, dass etwas passiert - angst hebben dat er iets gebeuren zal
Er ist in das Loch gefallen. Dabei hatte ich ihn noch davor gewarnt. - Hij is in het gat gevallen. Daar had ik hem nog voor gewaarschuwd.


II davor-

prefix
Uitspraak:  [daˈfoːɐ]

deel van de uitdrukking: ervoor
Er machte den Fernseher an und setzte sich davor. - Hij zette de televisie aan en ging ervoor zitten.
Ich kann das Bild nicht sehen, es stehen zu viele Leute davor. - Ik kan het beeld niet zien, er staan teveel mensen voor.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
davor daartoe ; daarvoor ; eertijds ; ervoor ; leidend ; voor ; vooraan ; voorheen ; voorin ; voormaals ; voorop ; vroeger ; op voorhand ; van tevoren ; vooraf
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `davor`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: dazu
DE: in vergangener Zeit
DE: leitend
DE: tonangebend
DE: vor allen
DE: vorher